• Geen verzendkosten vanaf €15,-
  • Uw cadeaus gratis ingepakt
  • Bestellen zonder account mogelijk
  • Geen verzendkosten vanaf €15,-
  • Uw cadeaus gratis ingepakt
  • Bestellen zonder account mogelijk

Interview: Ger Groot

April is de Maand van de Filosofie. Het thema van dit jaar was ‘De verbeelding aan de macht’, de slogan waarmee eind jaren zestig conservatieve systemen, tradities en autoriteiten werden bevochten. Voor Donner een goede reden om te gaan spreken met Ger Groot. Verbeelding neemt een belangrijke plaats in zijn filosofische werk in. In zijn laatste boek, het mooie en leerzame De geest uit de fles (genomineerd voor de Socrates Wisselbeker 2018), gebruikt Ger Groot uiteenlopende voorbeelden van verbeelding – literatuur, beeldende kunst, strips, mode – om te laten zien hoe de moderne mens geworden is wie hij is.

U schrijft veel over verbeelding. Welke betekenis heeft de slogan ‘Verbeelding aan de macht’ voor u?
Ik heb dat proberen te beschrijven in het nawoord van De jonge denkers, de bundel opstellen van middelbare scholieren, die dit jaar bij de Maand van de Filosofie verscheen. Zonder verbeelding zouden we niet kunnen denken. We hebben verbeelding nodig om de werkelijkheid te kunnen ordenen en te begrijpen. Zoals Sartre zei: we kunnen alleen leven als we ons kunnen voorstellen wat mogelijk is. De slogan van mei ’68, De verbeelding aan de macht, is een politieke variant van dat idee: zien dat het ook anders kan.

Maar er zit ook een gevaarlijke kant aan verbeelding. Wanneer ze niet alleen gebruikt wordt als instrument om de werkelijkheid te begrijpen, maar ook als blauwdruk voor de toekomst, kan het misgaan. In elk denken reduceren we de werkelijkheid immers tot iets overzichtelijks. En daarmee laten we dus ook heel veel weg uit de realiteit. Wanneer we nu net gaan doen alsof ons denken die werkelijkheid ís, zal ze vroeg of laat terugslaan. Het ongedachte, uitgefilterde, komt dan terug in de vorm van onvoorziene gevolgen, en die kunnen soms verwoestend zijn. Denk aan de grote projecten in de Sovjet-Unie, die onbedoeld hele landstreken tot woestijn hebben gemaakt. Op een minder spectaculaire manier kun je dat ook zien bij de revolutie van ’68. Wat een einde had moeten maken aan traditionele machtsstructuren bleek in de praktijk nogal eens te leiden tot nieuwe vormen van dwang. Neem de vrije liefde: voor veel mensen pakte die simpelweg uit als een nieuwe andere plicht. Je móest aan seks doen, ook al had je daar helemaal geen zin in. Uiteindelijk was dat nauwelijks minder onderdrukkend dan de traditionele manier van samenleven.

Is dat een reden om onze verbeelding niet langer aan te spreken wanneer we nadenken over de toekomst? Ik vind van niet. Bij het lezen van de essays van de jonge denkers viel me op hoe sceptisch en terughoudend sommigen van hen waren. Een beetje meer verbeeldingskracht zou wel mogen, dacht ik toen. Juist wie jong is heeft nog de ruimte om allerlei werelden te denken.

U leest en recenseert al jarenlang boeken voor de NRC. Dat maakt u tot een expert in de manier waarop anderen hun verbeelding in woorden hebben gevat. Welke roman die u onlangs las maakte indruk op u?
Als criticus ben je altijd op zoek naar een ontdekking – iets waarvan je enthousiast wordt zonder dat je er al van anderen over gehoord hebt. Ik heb dat, al weer flink wat jaren geleden, heel sterk ervaren bij het lezen van Het zwarte boek van de Turkse schrijver Orhan Pamuk. Hij was toen nog nauwelijks bekend; de Nobelprijs kreeg hij veel later pas. Vanaf de eerste pagina had dat boek me in zijn greep. Het vertelt het verhaal van een advocaat in Istanbul die op zoek gaat naar zijn vrouw en zijn oom, een columnist. De advocaat zwerft als een privédetective door de stad en door de teksten die zijn oom geschreven heeft, om uiteindelijk diens columns te gaan schrijven en ook diens identiteit overneemt. Daarmee is het ook een boek over iets wat me al lange tijd fascineert – je zou het het raadsel van de literatuur kunnen noemen. Het boek roept vragen op over de grens tussen verbeelding en werkelijkheid en hoe die grens verbonden is met de identiteit van zowel degene die schrijft als die van de lezer.

Een recente roman die indruk op me maakte is Vaderland van Fernando Aramburu, over het Baskische conflict. Dat is een heel ander boek dan dat van Pamuk. Het is veel politieker en ook op een veel traditionelere manier geschreven. Maar het laat prachtig zien hoe politiek fanatisme sluipenderwijs bezit neemt van mensen. Dat is heel indrukwekkend en leert je heel veel over hoe dat soort mechanismen werken, terwijl het boek dankzij de wisselende perspectieven en de sprongen in de tijd tegelijk leest als een avonturenroman.

Aramburu’s boek maakt een politiek ongrijpbare kwestie inzichtelijk door het de vorm van een avonturenroman te geven. Wat denkt u: zou de politiek er goed aan doen romans te lezen? Meer verbeelding voor de macht?
Misschien zou je moeten zeggen: meer verbeelding in de macht. Bij literatuur gaat het dan om de verbeelding van het concrete en singuliere. Wat betekent déze situatie voor díe persoon? Hoe kan een wet of verordening uitpakken voor iemand met een individueel gezicht: niet ‘de’ burger, maar déze persoon. Want terwijl verbeelding aan de ene kant ons kan wegtrekken van de werkelijkheid in abstracte ideeën en idealen, kan ze ons vandaaruit ook weer terugbrengen naar de realiteit in haar meest échte gestalte – waar het denken nog wel eens overheen wil scheren.

 

Ger Groot en verbeelding

De geest uit de fles

De geest uit de fles

Ger Groot
€ 34,50
Het zwarte boek

Het zwarte boek

Orhan Pamuk
€ 15,00
In tijden van photoshop

In tijden van photoshop

Ger Groot
€ 14,99